Behandeling
Ik bied individuele therapie en begeleiding voor kinderen van 4-21 jaar en hun ouders.

Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de behandeling van psychische problemen, eetstoornissen, hechtingsproblematiek, faalangst, woede, conflicten tussen ouders en kinderen, problemen met het zelfbeeld, depressie, stress-gerelateerde problematiek, problemen in de morele ontwikkeling, eenzaamheid, afscheid, het verwerken van trauma.
Andere problemen kunnen zijn: schoolproblemen, slechte prestaties, weinig vrienden of sociaal emotionele problemen. Ik kan het kind helpen bij het ontwikkelen van metacognitieve vaardigheden om zo een goede werkhouding te ontwikkelen, te plannen en te focussen.



Samen met de kinderen en ouders wordt gewerkt aan kwaliteiten als psychologische veerkracht, de persoonlijke groei, autonomie, omgevingsbeheersing en zelfacceptatie.
Ik maak gebruik van verschillende therapievormen, waaronder oplossingsgerichte therapie, cognitieve gedragstherapie en speltherapie. Dit doe ik in de vorm van Individuele therapie en ouderbegeleiding. Na het intakegesprek wordt besproken welke soort van begeleiding geschikt is voor uw hulpvraag.
In therapie maak ik weleens gebruik van de piano of een tekenblok om met de kinderen te werken.
Als ik niet de geschikte persoon blijk te zijn om uw kind te helpen of als voor bepaalde onderzoeken een ander specialist nodig is, verwijs ik u graag door.



Onderzoek

In een aantal sessies kijk ik ernaar op welke manier de problemen zijn ontstaan, wat de mogelijke oorzaak is en hoe ze in stand worden gehouden. Naast het voeren van gesprekken, kunnen vragenlijsten, observaties en psychologische tests onderdeel uitmaken van het onderzoek.
In sommige gevallen kan ik u na overleg doorverwijzen naar een ander specialist om nader onderzoek af te nemen.

Voor vragen, tarieven en het maken van een afspraak kunt u direct contact met mij opnemen.
Intakegesprekken zijn altijd gratis.
Klik hier voor meer informatie.



Beroepsgeheim:
Ik heb een beroepsgeheim. Dat betekent dat vertrouwelijke informatie, voor zover van belang, alleen gerapporteerd mag worden aan derden (zoals de huisarts) met uw toestemming en de toestemming van uw kind. Ook uw kind kan erop rekenen dat wat hij of zij vertelt vertrouwelijk wordt behandeld. De leeftijd en de wens van het kind spelen hierbij een rol.

Kwaliteitsbewaking:
Ik ben aangesloten bij het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP) en gebonden aan de ethische regels van de beroepscode.

Onderzoeksmethoden
Eén methode van onderzoek is het 'klinische interview'. Hierbij wordt informatie van alle functiegebieden verzameld door het kind en wellicht ook de ouders met behulp van een vragenlijst te interviewen. Een ander instrument is het 'diagnostisch interview'. Dit is ontwikkeld om bepaalde stoornissen zoals angsten te diagnosticeren. Er zijn veel verschillende checklists voor kinderen ontwikkeld. Observatietesten kunnen worden afgenomen met en zonder videobegeleiding. Intelligentietesten, Ontwikkelingsscreening, vaardigheden en prestatietesten zijn vaak van waarde voor het onderwijs en het meten van intellectuele capaciteiten. Onderzoeken variëren om psychomotorische functies zoals fijne en grove motoriek en synchronische ontwikkeling te testen.


Gedragsproblemen vaststellen
Er bestaat geen simpele weg om gedragsproblemen vast te stellen. Indicaties van stoornissen zijn o.a. vertragingen in de ontwikkeling, regressie, achteruitgang, hoge of lage intensiteit in gedrag, onverwachte veranderingen in gedrag, ongepast gedrag. Als moeilijk gedrag over een lange periode aanhoudt, wordt het zichtbaar.

Voordat u op deze pagina bent gekomen om deze tekst te lezen, is u wellicht ongewoon gedrag, een stoornis, zeldzaam of atypisch gedrag in uw kind of adolescent opgevallen. U heeft het gevoel dat iemand professioneels ernaar zou moeten kijken.

Of de omgeving zoals school, opvoeders, vrienden of grootouders van het kind hebben gesuggereerd dat er iets anders is met het kind.

De impact van etiketteren
Classificatie en diagnose zijn ervoor bestemd om begrip en behandeling van gedragsproblemen te ondersteunen en niet bedoeld om kinderen te classificeren.
Alhoewel het etiketteren voor klinische doeleinden is bestemd, kan het als sociaal process worden gezien. Het diagnose-etiket kan een maatschappelijke positie krijgen, wat weer beinvloedt hoe de omgeving van iemand denkt en deze benaderd.
Als de consequenties ervan negatief zijn, leidt het etiket af van de oorspronkelijke bedoeling om jonge mensen te helpen.
Mensen gebruiken vaker begrippen als "het depressieve kind", dan "het kind dat last heeft van depressies", of "het kind dat de diagnose zware depressie heeft". Het is belangrijk om te weten welk negatief effect etiketteren kan hebben.
Etiketten kunnen ook leiden tot stigmatiseren en het vergroten van problemen en sociale moeilijkheden.
Maar etiketten leiden niet altijd tot negatieve verwachtingen. Het kan ook als een opheldering en verklaring voelen voor het problematische gedrag van een kind of adolescent en kan zo negatieve reacties verminderen en leiden tot geschikte verwachtingen.
Niettemin blijft het gevaar van het 'overgeneraliseren' een zorg. Van kinderen die met ADHD gelabeld zijn bijvoorbeeld wordt misschien verwacht dat ze meer op elkaar lijken dan dat het geval is.
Het probleem van een kind hoort altijd bij minimaal één andere persoon: degene die het probleem identificeert of een klacht indient.

Psychologische Veerkracht
Psychologische veerkracht, ook 'resilience' genoemd, kenmerkt bescherming van risicofactoren en de vaardigheid om ongelukkige situaties te kunnen tegengaan.
Psychologische veerkracht is niet aangeboren. Mensen ontwikkelen dit als ze opgroeien.
Resilience komt ook voort uit zorgzame relaties met ouders, leeftijdsgenoten en anderen zoals uit culturele opvattingen en tradities die mensen helpen om met onvermijdelijke problemen in het leven om te kunnen gaan. Psychologische veerkracht bevindt zich in verschillend gedrag, gedachten en processen dat geleerd en ontwikkeld kan worden gedurende het hele leven.
Risicofactoren zoals prenataal, conditionering, mishandeling, echtscheiding, invloed van leeftijdsgenoten, maatschappelijke klasse, genetische afwijkingen, armoede, conflicten, falen en stressvolle levensgebeurtenissen kunnen de kansen voor moeilijkheden en schade verhogen.